32 Maar de koning vroeg de Ethiopiër: Is het wel met de jongeling, met Absalom? En de Ethiopiër antwoordde: Mogen de vijanden van mijn heer de koning en allen die tegen u zijn opgestaan om kwaad te doen, worden als die jongeling.
Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 18
Uitzicht 2 Samuël 18:32 in verband