30 Toen zeide Mefiboset tot de koning: Hij mag ook alles wel nemen, nu mijn heer de koning behouden naar zijn huis is teruggekeerd.
31 De Gileadiet Barzillai was uit Rogelim gekomen en trok met de koning de Jordaan over om hem over de Jordaan uitgeleide te doen.
32 Barzillai nu was zeer oud, hij was tachtig jaar. Hij had in des konings onderhoud voorzien gedurende diens verblijf te Machanaïm, want hij was een zeer vermogend man.
33 En de koning zeide tot Barzillai: Trek gij met mij mee, dan zal ik bij mij te Jeruzalem in uw onderhoud voorzien.
34 Maar Barzillai zeide tot de koning: Hoevele zullen de dagen van mijn levensjaren nog zijn, dat ik met de koning naar Jeruzalem zou trekken?
35 Ik ben thans tachtig jaar; zou ik dan nog kunnen onderscheiden tussen iets goeds en iets kwaads? Zou uw knecht nog proeven wat hij eet of drinkt? Of zou ik nog kunnen luisteren naar de stem van zangers en zangeressen? Waarom zou uw knecht mijn heer de koning dan nog tot last zijn?
36 Uw knecht zal over de Jordaan maar een eindweegs met de koning meetrekken. Waarom zou de koning mij op deze wijze belonen?