3 Israëls God spreekt,Israëls Rots zegt tot mij:Een rechtvaardige heerser over de mensen,een heerser in de vreze Gods,
4 hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon,een morgen zonder wolken:door de glans na de regenspruit jong groen uit de aarde.
5 Maar niet alzo mijn huis bij God!Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven,geordend in alles en verzekerd.Want al mijn heil en alle welbehagen,zou Hij die niet laten uitspruiten?
6 Doch de nietswaardigen – zij zijn allen als verstrooide doornen;voorwaar, zij worden niet met de hand aangevat:
7 moet iemand ze aanraken,dan voorziet hij zich van ijzer of lansschacht,en met vuur worden zij op de plaats zelf geheel verbrand!
8 Dit zijn de namen van de helden van David: Een inwoner van Sebet der Tachkemonieten, de aanvoerder der hoofdlieden, namelijk Adino, de Esniet, (zwaaide zijn speer) over achthonderd, die in één keer verslagen waren.
9 En na hem kwam Elazar, de zoon van Dodo, de zoon van een Achochiet; hij behoorde tot de drie helden. Hij was bij David, toen zij de Filistijnen tartten, die zich daar ten strijde verzameld hadden, terwijl de mannen van Israël weggetrokken waren.