20 Toen David terugkeerde om zijn gezin te begroeten, ging Mikal, de dochter van Saul, David tegemoet, en zeide: Wat een eer heeft de koning van Israël zich thans verworven, dat hij zich heden ontbloot heeft ten aanschouwen van de slavinnen zijner dienaren, zoals een lichtzinnig man zich schaamteloos ontbloot!
21 Maar David zeide tot Mikal: Voor het aangezicht des Heren, die mij verkoren heeft boven uw vader en boven heel zijn huis om mij aan te stellen tot vorst over het volk des Heren, over Israël, – voor het aangezicht des Heren heb ik gedanst.
22 Ja, ik zal mij nog geringer gedragen dan ik deed; ik zal onaanzienlijk zijn in eigen ogen, en bij de slavinnen van wie gij spreekt, bij haar wil ik eer verwerven.
23 Mikal nu, de dochter van Saul, bleef kinderloos tot de dag van haar dood toe.