1 Hoort dit woord, dat Ik over u aanhef, een klaaglied, huis Israëls:
2 Gevallen is zij, zij zal niet weer opstaande jonkvrouw Israëls,nedergeworpen ligt zij op haar bodem,niemand richt haar op.
3 Want zo zegt de Here Here: De stad die met duizend uittrekt, zal er honderd overhouden, en die met honderd uittrekt, zal er tien overhouden voor het huis Israëls.
4 Want zo zegt de Here tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft.