2 Gevallen is zij, zij zal niet weer opstaande jonkvrouw Israëls,nedergeworpen ligt zij op haar bodem,niemand richt haar op.
3 Want zo zegt de Here Here: De stad die met duizend uittrekt, zal er honderd overhouden, en die met honderd uittrekt, zal er tien overhouden voor het huis Israëls.
4 Want zo zegt de Here tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft.
5 Maar zoekt Betel toch niet, en komt niet naar Gilgal, en trekt niet naar Berseba. Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Betel gaat teniet.
6 Zoekt de Here en leeft, opdat Hij niet vare als een vuur in het huis van Jozef en het vertere, terwijl er geen blusser zal zijn voor Betel.
7 O, zij die het recht in alsem verkeren, en de gerechtigheid ter aarde nederwerpen!
8 Hij, die Pleiaden en Orion heeft gemaakt; Hij, die donkerheid verkeert in ochtend, en die de dag tot nacht verduistert; Hij, die het water der zee heeft opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte der aarde, – Here is zijn naam!