1 Aldus deed de Here Here mij aanschouwen: Zie, Hij was bezig sprinkhanen te vormen, toen het nagras begon op te komen. En zie, het was het nagras na de afmaaiing voor de koning.
2 En toen zij op het punt stonden het kruid des lands volledig af te vreten, zeide ik: Here Here, vergeef toch! Hoe zou Jakob staande kunnen blijven? Hij is immers klein!
3 Dit berouwde de Here. Het zal niet geschieden, zeide de Here.
4 Aldus deed de Here Here mij aanschouwen: Zie, de Here Here riep een vuur op om te straffen. Dat verteerde de grote vloed en zou ook het bouwland verteren.
5 Doch ik zeide: Here Here, houd toch op! Hoe zou Jakob staande kunnen blijven? Hij is immers klein!