12 En een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer; en hij wierp de waarheid ter aarde, en wat hij ook deed, gelukte hem.
13 Toen hoorde ik een heilige spreken, en een andere heilige zeide tot degene die gesproken had: Hoelang zal dit gezicht gelden – het dagelijks offer en de ontzettende overtreding, het prijsgeven van het heiligdom en het vertrappen van het heer?
14 En hij zeide tot mij: Tweeduizend driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden.
15 Toen ik, Daniël, het gezicht zag en het trachtte te verstaan, zie, daar stond iemand voor mij, die er uitzag als een man,
16 en ik hoorde een menselijke stem over de Ulai, welke zeide: Gabriël, doe deze het gezicht verstaan.
17 En hij kwam tot waar ik stond, en toen hij kwam, schrikte ik en wierp mij op mijn aangezicht, maar hij zeide tot mij: Versta, mensenkind, dat het gezicht doelt op de tijd van het einde.
18 Toen hij nu met mij sprak, viel ik bezwijmd op mijn aangezicht ter aarde; hij echter raakte mij aan en deed mij overeind staan,