15 en Ik zal op uw veld gras geven voor uw vee, zodat gij kunt eten en verzadigd worden.
16 Neemt u ervoor in acht, dat uw hart zich niet laat verlokken, zodat gij afwijkt, andere goden dient en u voor hen nederbuigt.
17 Dan zou de toorn des Heren tegen u ontbranden en Hij zou de hemel toesluiten, zodat er geen regen komt, de bodem zijn opbrengst niet geeft en gij weldra te gronde gaat in het goede land, dat de Here u geven zal.
18 Maar gij zult deze mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen; gij zult ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.
19 Gij zult ze uw kinderen leren en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat;
20 gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten,
21 opdat gij en uw kinderen in het land, waarvan de Here uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun zou geven, zó lang leeft, als de hemel boven de aarde staat.