11 Wanneer mannen met elkander vechten en de vrouw van de een komt tussenbeide om haar man te bevrijden uit handen van degene die hem slaat, en zij steekt haar hand uit en grijpt hem bij zijn schaamdelen,
12 dan zult gij haar hand afkappen; gij zult haar niet ontzien.
13 Gij zult in uw buidel geen tweeërlei gewicht hebben, een groot en een klein.
14 Gij zult in uw huis geen tweeërlei efa hebben, een grote en een kleine.
15 Gij zult een vol en zuiver gewicht hebben; gij zult een volle en zuivere efa hebben, opdat gij lang leeft in het land, dat de Here, uw God, u geven zal.
16 Want ieder die deze dingen doet, ieder die onrecht doet, is de Here, uw God, een gruwel.
17 Gedenk wat Amalek u gedaan heeft op uw tocht, toen gij uit Egypte getrokken waart;