21 Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met een dier. En het gehele volk zal zeggen: Amen.
22 Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met zijn zuster, de dochter van zijn vader of van zijn moeder. En het gehele volk zal zeggen: Amen.
23 Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder. En het gehele volk zal zeggen:Amen.
24 Vervloekt is hij, die in het geheim zijn naaste doodt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.
25 Vervloekt is hij, die een geschenk aanneemt om iemand te doden en onschuldig bloed te vergieten. En het gehele volk zal zeggen: Amen.
26 Vervloekt is hij, die de woorden van deze wet niet metterdaad volbrengt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.