34 Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien.
35 De Here zal u slaan met boze zweren aan de knieën en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen – van uw voetzool af tot uw schedel toe.
36 De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen.
37 Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert.
38 Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten.
39 Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen.
40 Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen.