4 Wij namen toentertijd al zijn steden in; er was geen stad, die wij hem niet ontnamen, zestig steden, de gehele landstreek van Argob, het koninkrijk van Og in Basan.
5 Dit waren altemaal versterkte steden, met hoge muren, met deuren en grendels; ongerekend zeer vele onversterkte steden.
6 Wij sloegen ze met de ban, zoals wij met Sichon, de koning van Chesbon, gedaan hadden, elke stad met de ban slaande, mannen, vrouwen en kinderen.
7 Maar al het vee en de buit en de steden roofden wij voor ons.
8 Zo ontnamen wij toen aan de beide koningen der Amorieten het land, dat aan de overzijde van de Jordaan ligt, van de beek Arnon af tot de berg Hermon, –
9 de Sidoniërs noemen de Hermon Sirjon en de Amorieten noemen hem Senir –
10 al de steden van de hoogvlakte, zowel als geheel Gilead en geheel Basan tot Salka en Edreï, steden van het koninkrijk Og in Basan.