1 Toen is Mozes deze woorden tot geheel Israël gaan spreken;
2 hij zeide tot hen: Ik ben nu honderd en twintig jaar oud; ik kan niet meer uitgaan of ingaan, en de Here heeft tot mij gezegd: De Jordaan hier zult gij niet overtrekken.
3 De Here, uw God, zelf zal voor u uit overtrekken; Hij zelf zal die volken vóór u verdrijven en verdelgen, zodat gij hun land in bezit kunt nemen; Jozua zal voor u uit overtrekken, zoals de Here geboden heeft.
4 En de Here zal met hen doen, zoals Hij gedaan heeft met Sichon en Og, de koningen der Amorieten, die Hij heeft verdelgd; en met hun land.
5 De Here zal hen aan u overleveren, en gij zult met hen doen geheel overeenkomstig het gebod, dat ik u gegeven heb.