8 Want de Here zelf zal vóór u uit trekken, Hij zelf zal met u zijn, Hij zal u niet begeven en u niet verlaten; vrees niet en word niet verschrikt.
9 Toen Mozes deze wet opgeschreven had, gaf hij ze aan de priesters, de zonen van Levi, die de ark van het verbond des Heren droegen, en aan al de oudsten van Israël.
10 En Mozes gebood hun: Na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het jaar der kwijtschelding, namelijk het Loofhuttenfeest,
11 wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht van de Here, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel Israël voorlezen.
12 Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen en kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat zij ernaar horen en de Here, uw God, leren vrezen en al de woorden dezer wet naarstig onderhouden,
13 en opdat hun kinderen, die er niet van weten, het horen en de Here, uw God, leren vrezen – al de tijd, dat gij leeft in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen.
14 De Here nu zeide tot Mozes: Zie, de tijd nadert, dat gij sterven zult; roep dan Jozua en ga met hem in de tent der samenkomst staan, opdat Ik hem bevelen geve. Toen gingen Mozes en Jozua in de tent der samenkomst staan.