1 Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken,en de aarde hore naar de woorden van mijn mond.
2 Mijn leer druipe als regen,mijn rede druppele als dauw,als regenbuien op het jonge groen,en als regenstromen op het kruid;
3 want ik zal de naam des Heren uitroepen;geeft grootheid onze God,
4 de Rots, wiens werk volkomen is,omdat al zijn wegen recht zijn;een God van trouw, zonder onrecht,rechtvaardig en waarachtig is Hij.
5 Verderfelijk hebben tegen Hem gehandeld,die zijn zonen niet zijn, maar een schandvlek,een verkeerd en vals geslacht.