33 Hun wijn is slangevenijnen wreed addervergif.
34 Is het niet bij Mij weggeborgen,verzegeld in mijn schatkamers?
35 Mij komt de wraak toe en de vergeldingtegen de tijd, dat hun voet zal wankelen,want de dag van hun verderf is nabij,snel komt nader wat over hen is beschikt.
36 Want de Here zal recht doen aan zijn volken Zich ontfermen over zijn knechten;wanneer Hij ziet, dat hun kracht vergaan is,van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben,
37 dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden,– de rots, waarbij zij schuilden –
38 die het vet van hun slachtoffers aten,de wijn van hun plengoffers dronken?Laat hen opstaan om u te redden,zodat gij bescherming vindt.
39 Ziet nu, dat Ik, Ik het ben,daar is geen God, behalve Mij.Ik dood en doe herleven,Ik verbrijzel en Ik genees,en niemand is er die redt uit mijn macht.