7 Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de Here Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken.
8 Maar, omdat de Here u liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen gezworen had, heeft de Here u met een sterke hand uitgeleid en u verlost uit het diensthuis, uit de macht van Farao, de koning van Egypte,
9 opdat gij zoudt weten, dat de Here, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de goedertierenheid houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, tot in duizend geslachten;
10 maar aan ieder persoonlijk van hen die Hem haten, oefent Hij vergelding door hem te gronde te richten; Hij stelt het niet uit voor wie Hem haat, aan hem persoonlijk vergeldt Hij het.
11 Onderhoud dus het gebod, de inzettingen en verordeningen, die ik u heden gebied na te komen.
12 Het zal geschieden, omdat gij aan deze verordeningen gehoor geeft en ze naarstig onderhoudt, dat de Here, uw God, jegens u het verbond en de goedertierenheid zal bevestigen, die Hij aan uw vaderen met een eed bekrachtigd heeft;
13 Hij zal u liefhebben, zegenen en talrijk maken; Hij zal zegenen de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, uw koren, most en olie, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee, in het land, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou.