12 Koningin Wasti weigerde echter te komen op het bevel des konings, dat de hovelingen haar overbrachten, waarop de koning in hevige gramschap ontstak en zijn toorn in hem ontbrandde.
13 En de koning zeide tot de wijzen, de kenners der tijden – want zó was het de gewoonte om de aangelegenheden des konings voor te leggen aan alle kenners van wet en recht,
14 van wie hem het naast stonden Karsena, Setar, Admata, Tarsis, Meres, Marsena en Memukan, de zeven vorsten van Perzië en Medië, die het aangezicht des konings zagen, die de eerste plaats bekleedden in het rijk –:
15 Wat moet er volgens de wet met koningin Wasti gebeuren, nu zij het door de hovelingen overgebrachte bevel van koning Ahasveros niet heeft opgevolgd?
16 Toen zeide Memukan in tegenwoordigheid van de koning en de vorsten: Koningin Wasti heeft zich niet alleen misdragen tegen de koning, maar tegen al de vorsten en al de volken, die in al de gewesten van koning Ahasveros wonen.
17 Want het gedrag van de koningin zal bij alle vrouwen bekend worden met het gevolg, dat haar mannen in haar ogen geminacht worden, als men vertelt: Koning Ahasveros gaf bevel, koningin Wasti in zijn tegenwoordigheid te brengen, maar zij kwam niet.
18 Vandaag nog zullen de vorstinnen van Perzië en Medië, die van het gedrag der koningin horen, ervan spreken tegen alle vorsten des konings, en er zal stof genoeg zijn voor minachting en toorn.