1 Na deze gebeurtenissen, toen de toorn van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij weder aan Wasti, aan wat zij gedaan had en aan wat over haar besloten was.
2 Toen zeiden de dienstdoende hovelingen des konings: Men zoeke voor de koning jonge meisjes, maagden, schoon van uiterlijk;
3 daartoe stelle de koning ambtenaren aan in alle gewesten van zijn koninkrijk, die alle jonge maagden, schoon van uiterlijk, moeten bijeenbrengen in de burcht Susan in het vrouwenhuis, onder opzicht van de koninklijke hoveling Hegai, de bewaker der vrouwen; daar stelle men de schoonheidsmiddelen tot haar beschikking.
4 Het meisje dan, dat in de ogen des konings het schoonste zal zijn, worde koningin in de plaats van Wasti. Dit voorstel verwierf de goedkeuring van de koning en hij handelde ernaar.