4 Toen zeide Ester: Als het de koning behaagt, dan kome de koning heden met Haman tot het feestmaal dat ik voor hem aangericht heb.
5 Daarop zeide de koning: Haalt terstond Haman, opdat wij de wens van Ester vervullen. Toen kwam de koning met Haman tot het feestmaal dat Ester had aangericht.
6 En bij het drinken van de wijn zeide de koning tot Ester: Wat is uw verzoek? Het zal u toegestaan worden. En wat is uw wens? Al was het de helft van het koninkrijk – hij zal ingewilligd worden.
7 Toen gaf Ester ten antwoord: Mijn verzoek en wens is:
8 Indien ik de genegenheid van de koning gewonnen heb en het de koning behaagt mijn verzoek toe te staan en mijn wens in te willigen, dan moge de koning met Haman komen tot het feestmaal dat ik voor hen aanrichten wil; dan zal ik morgen doen, zoals de koning zegt.
9 Die dag ging Haman verheugd en in blijde stemming heen, maar toen Haman in de poort des konings Mordekai zag, die niet opstond en zich voor hem niet verroerde, ontstak Haman in hevige woede tegen Mordekai.
10 Haman bedwong zich echter en ging naar zijn huis en liet zijn vrienden en zijn vrouw Zeres bij zich komen,