2 verzamelden zich de Joden in hun steden in al de gewesten van koning Ahasveros om de hand te slaan aan hen die hun onheil zochten, en niemand kon voor hen standhouden, want de schrik voor hen was op alle volken gevallen.
3 En alle vorsten der gewesten en de stadhouders en de landvoogden en de ambtenaren des konings ondersteunden de Joden, want de schrik voor Mordekai was op hen gevallen.
4 Want Mordekai was groot in het paleis des konings en zijn faam verbreidde zich in alle gewesten, want de man Mordekai werd steeds machtiger.
5 En de Joden richtten onder al hun vijanden met het zwaard een slachting aan en brachten dood en verderf teweeg; zij deden met hun haters naar hun believen.
6 In de burcht Susan doodden en verdelgden de Joden vijfhonderd man;
7 en Parsandata, Dalfon, Aspata,
8 Porata, Adalja, Aridata,