5 En de Joden richtten onder al hun vijanden met het zwaard een slachting aan en brachten dood en verderf teweeg; zij deden met hun haters naar hun believen.
6 In de burcht Susan doodden en verdelgden de Joden vijfhonderd man;
7 en Parsandata, Dalfon, Aspata,
8 Porata, Adalja, Aridata,
9 Parmasta, Arisai, Aridai en Waizata
10 doodden zij, de tien zonen van Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater, maar zij staken hun handen niet uit naar de buit.
11 Toen op die dag het getal der gedoden in de burcht Susan de koning ter ore gekomen was,