2 Heilig Mij alle eerstgeborenen, die onder de Israëlieten het eerst uit een moederschoot voortkomen, zowel van mens als van dier; zij zijn mijn eigendom.
3 Toen zeide Mozes tot het volk: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want met een sterke hand heeft de Here u daaruit geleid. Daarom mag niets gezuurds gegeten worden.
4 Heden trekt gij uit, in de maand Abib.
5 Wanneer de Here u gebracht heeft naar het land der Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Chiwwieten en Jebusieten, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u zal geven, een land, vloeiende van melk en honig, dan zult gij deze dienst in deze maand onderhouden.
6 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten en op de zevende dag zal er een feest voor de Here zijn.
7 Ongezuurde broden zullen gedurende de zeven dagen gegeten worden; er mag zelfs niets gezuurds bij u gezien worden, ja, in uw gehele gebied mag er geen zuurdeeg worden gezien.
8 En op die dag zult gij uw zoon uitleggen: Dit is ter wille van wat de Here mij heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte.