25 Voorts zeide Mozes: Eet dit vandaag, want heden is het sabbat voor de Here, vandaag zult gij het niet vinden op het veld.
26 Zes dagen zult gij het verzamelen, maar op de zevende dag is het sabbat; dan is het er niet.
27 Toen er dan ook van het volk op de zevende dag heengingen om wat te verzamelen, vonden zij het niet.
28 Daarom zeide de Here tot Mozes: Hoelang weigert gij mijn geboden en wetten te onderhouden?
29 Bedenkt, dat de Here u de sabbat gegeven heeft; daarom geeft Hij u op de zesde dag brood voor twee dagen. Ieder moet op zijn plaats blijven; niemand mag zijn plaats op de zevende dag verlaten.
30 Toen rustte het volk op de zevende dag.
31 Het huis Israëls noemde het: manna; en het was wit als korianderzaad en de smaak ervan was als die van een honigkoek.