1 De gehele vergadering der Israëlieten brak daarna op uit de woestijn Sin, trekkende van pleisterplaats tot pleisterplaats naar het bevel des Heren, en legerde zich te Refidim, maar daar was geen water voor het volk om te drinken.
2 Het volk begon met Mozes te twisten en zeide: Geeft ons water, zodat wij kunnen drinken. Maar Mozes zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Wat stelt gij de Here op de proef?
3 En het volk dorstte daar naar water, het morde tegen Mozes en zeide: Waarom toch hebt gij ons uit Egypte gevoerd, om mij, mijn kinderen en mijn kudde van dorst te doen omkomen?
4 Toen riep Mozes luide tot de Here en zeide: Wat moet ik met dit volk doen? Nog een ogenblik en zij gaan mij stenigen!
5 Daarop zeide de Here tot Mozes: Ga vóór het volk uit en neem enige van de oudsten van Israël met u; neem ook de staf waarmee gij de Nijl geslagen hebt, in uw hand en ga heen.