23 gij zult naast Mij geen goden maken; noch van zilver noch van goud zult gij ze u maken.
24 Een altaar van aarde zult gij voor Mij maken en daarop offeren uw brandoffers en uw vredeoffers, uw kleinvee en uw runderen. Op elke plaats waar Ik mijn naam doe gedenken, zal Ik tot u komen en u zegenen.
25 Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het.
26 Ook moogt gij niet langs een trap naar mijn altaar opklimmen, opdat daarop uw schaamte niet zichtbaar worde.