4 Gij zult een traliewerk ervoor maken, een koperen netwerk, en op het net vier koperen ringen maken aan de vier einden.
5 Gij zult het onder de rand van het altaar van onderen bevestigen, zodat het netwerk halverwege het altaar reikt.
6 Gij zult draagstokken voor het altaar maken, draagstokken van acaciahout en die met koper overtrekken.
7 Zijn draagstokken moeten in de ringen gestoken worden en de draagstokken zullen zich aan de beide zijden van het altaar bevinden, wanneer men het draagt.
8 Hol, van planken, zult gij het maken; zoals Hij u op de berg getoond heeft, zó zal men het maken.
9 Gij zult de voorhof van de tabernakel maken; aan de zuidzijde gordijnen voor de voorhof van getweernd fijn linnen, honderd el lengte aan de ene zijde;
10 en daarvoor twintig pilaren, en twintig voetstukken van koper, voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.