19 de derde rij: barnsteen, agaat en amethist;
20 de vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet. Met goud omgeven zullen zij in hun zettingen gevat zijn.
21 En de stenen zullen overeenkomstig de namen der zonen van Israël twaalf in getal zijn, overeenkomstig hun namen; als zegelgraveerwerk zullen zij, elk met zijn naam, zijn voor de twaalf stammen.
22 Ook zult gij op het borstschild gedraaide kettinkjes maken, vlechtwerk, van louter goud.
23 Gij zult op het borstschild twee gouden ringen maken en de beide ringen aan de beide einden van het borstschild zetten.
24 Gij zult de beide gevlochten kettinkjes van goud in de beide ringen aan de einden van het borstschild doen.
25 De beide andere einden der beide gevlochten kettinkjes zult gij aan de beide kassen vastmaken en op de schouderstukken van de efod zetten, aan de voorkant.