12 Wanneer gij het getal der Israëlieten bij de telling opneemt, dan zullen zij, ieder voor zijn leven, aan de Here een zoengeld geven, wanneer men hen telt, opdat er onder hen geen plaag zij bij de telling.
13 Dit zal ieder die tot de getelden gaat behoren, geven: een halve sikkel, gerekend naar de heilige sikkel – deze sikkel is twintig gera – een halve sikkel is de heffing voor de Here.
14 Ieder die tot de getelden gaat behoren van twintig jaar oud en daarboven, zal de heffing voor de Here geven.
15 De rijke zal niet meer noch de arme minder dan een halve sikkel opbrengen, om die te geven als heffing voor de Here ter verzoening voor uw leven.
16 En gij zult het geld der verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst in de tent der samenkomst; het zal voor de Israëlieten tot een gedachtenis zijn voor het aangezicht des Heren ter verzoening voor hun leven.
17 De Here sprak tot Mozes:
18 Gij nu zult een vat van koper maken met een voetstuk van koper, voor de afwassingen, het plaatsen tussen de tent der samenkomst en het altaar, en daar water in doen.