5 Gij zult dan de draagstokken van acaciahout maken en ze overtrekken met goud.
6 Gij zult het zetten vóór het voorhangsel, dat vóór de ark der getuigenis is, vóór het verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, waar Ik met u zal samenkomen.
7 Aäron nu zal daarop welriekend reukwerk in rook doen opgaan; elke morgen, wanneer hij de lampen in orde maakt, zal hij het in rook doen opgaan.
8 Ook wanneer Aäron de lampen aansteekt in de avondschemering, zal hij het in rook doen opgaan voor het aangezicht des Heren als een bestendig reukwerk voor uw geslachten.
9 Gij zult daarop geen vreemd reukwerk brengen noch brandoffer noch spijsoffer, ook een plengoffer zult gij er niet op plengen.
10 Aäron zal met het bloed van het zondoffer der verzoening eenmaal per jaar op zijn hoornen verzoening doen; eenmaal per jaar zal hij er verzoening op doen voor uw geslachten; allerheiligst is het voor de Here.
11 De Here sprak tot Mozes: