7 de tent der samenkomst, de ark voor de getuigenis, het verzoendeksel dat daarop ligt, en al het gerei der tent,
8 de tafel met haar gerei, de kandelaar van louter goud met al zijn gerei, het reukofferaltaar,
9 het brandofferaltaar met al zijn gerei, het wasvat met zijn voetstuk,
10 de ambtsklederen, zowel de heilige klederen van de priester Aäron als de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bekleden,
11 de zalfolie en het welriekend reukwerk voor het heiligdom; naar alles wat Ik u geboden heb, zullen zij dit maken.
12 De Here zeide tot Mozes:
13 Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig.