21 Zes dagen zult gij arbeiden, maar op de zevende dag zult gij rusten, ook in de ploegtijd en in de oogst zult gij de rustdag houden.
22 Het feest der weken, der eerstelingen van de tarweoogst, zult gij vieren, en het feest der inzameling bij de wisseling des jaars.
23 Driemaal in het jaar zal ieder van u, die van het mannelijk geslacht is, voor het aangezicht van de Here Here, de God van Israël, verschijnen,
24 want Ik zal volken voor uw aangezicht verdrijven en uw gebied ruim maken; en niemand zal uw land begeren, wanneer gij opgaat, om voor het aangezicht van de Here, uw God, te verschijnen driemaal in het jaar.
25 Gij zult het bloed van mijn slachtoffer niet op iets gezuurds slachten, en het slachtoffer van het Paasfeest mag de nacht niet overblijven tot de morgen.
26 Het beste van de eerstelingen van uw bodem zult gij in het huis van de Here, uw God, brengen. Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.
27 De Here zeide tot Mozes: Schrijf u deze woorden op, want op grond van deze woorden heb Ik met u en met Israël een verbond gesloten.