14 de lichtkandelaar met zijn gerei, zijn lampen en de olie voor het licht;
15 het reukofferaltaar met zijn draagstokken, de zalfolie en het welriekend reukwerk; het gordijn van de ingang, voor de ingang van de tabernakel;
16 het brandofferaltaar met het bijbehorende koperen traliewerk, zijn draagstokken en al zijn gerei, het wasvat met zijn voetstuk;
17 de gordijnen van de voorhof, zijn pilaren, zijn voetstukken en het gordijn van de poort van de voorhof;
18 de pinnen van de tabernakel en de pinnen van de voorhof, en hun touwen;
19 de ambtsklederen voor de dienst in het heiligdom, de heilige klederen voor de priester Aäron en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bekleden.
20 Toen ging de gehele vergadering der Israëlieten van Mozes heen.