26 Alle kunstvaardige vrouwen, wier hart haar daartoe dreef, sponnen het geitehaar.
27 De vorsten brachten de chrysopraasstenen en de vulstenen voor de efod en voor het borstschild,
28 de specerij en de olie voor het licht, voor de zalfolie en voor welriekend reukwerk.
29 Alle mannen en vrouwen, wier hart hen drong om iets te brengen voor al het werk dat de Here door Mozes geboden had te maken – de Israëlieten brachten het als een vrijwillige gave voor de Here.
30 Mozes zeide tot de Israëlieten: Ziet, de Here heeft Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, bij name geroepen,
31 en heeft hem vervuld met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis en dat voor allerlei werk:
32 om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper;