1 Zo moeten Besaleël en Oholiab werken, en iedere man die kunstvaardig is, aan wie de Here wijsheid en inzicht in die dingen geschonken heeft, zodat hij verstand heeft van het vervaardigen van al het werk voor de dienst van het heiligdom, overeenkomstig alles wat de Here geboden heeft.
2 Toen ontbood Mozes Besaleël en Oholiab en iedere man die kunstvaardig was, in wiens hart de Here wijsheid had gelegd, ieder wiens hart hem drong om het werk te komen verrichten.
3 Zij namen van Mozes de gehele heffing over, die de Israëlieten gebracht hadden ten behoeve van het werk voor de dienst van het heiligdom, om dit te verrichten. Dezen nu brachten nog elke morgen een vrijwillige gave tot hem.
4 En al de vaklieden, die het gehele werk ten behoeve van het heiligdom maakten, kwamen ieder van het werk dat hij verrichtte,
5 en zeiden tot Mozes: Het volk brengt meer dan nodig is voor de uitvoering van het werk dat de Here geboden heeft te maken.
6 Toen gaf Mozes een bevel en men liet het overal in de legerplaats afroepen: Laat man noch vrouw verder enig werk maken ten behoeve van de heffing voor het heiligdom. Zo werd het volk weerhouden meer te brengen.
7 Want het materiaal was voldoende om al het werk te maken, ja, er was te veel.