13 Men maakte vijftig gouden haken en verbond de tentkleden aan elkander door de haken, zodat de tabernakel één geheel was.
14 Men maakte tentkleden van geitehaar tot een tent over de tabernakel, elf tentkleden maakte men.
15 De lengte van elk tentkleed was dertig el en de breedte van elk tentkleed vier el: eenzelfde maat voor de elf tentkleden.
16 Men verbond vijf van de tentkleden afzonderlijk en zes van de tentkleden afzonderlijk.
17 Men maakte vijftig lussen op de rand van het laatste tentkleed aan het ene stel, en vijftig lussen op de rand van het tentkleed aan het andere stel.
18 Men maakte vijftig koperen haken, om de tent te verbinden, zodat zij één geheel was.
19 Ook maakte men een dekkleed voor de tent van roodgeverfde ramsvellen, en een dekkleed van tachasvellen daaroverheen.