35 Men maakte het voorhangsel van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen; met kunstig geweven cherubs maakte men het.
36 Men maakte daarvoor vier pilaren van acaciahout en overtrok ze met goud; de haken waren van goud, en men goot er vier zilveren voetstukken voor.
37 Men maakte een gordijn voor de ingang der tent van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen: veelkleurig weefwerk;
38 en de vijf pilaren van acaciahout, met hun haken; men overtrok hun toppen en dwarsstangen met goud, en de vijf voetstukken waren van koper.