8 één cherub aan het ene einde en één cherub aan het andere einde. Uit één stuk met het verzoendeksel maakte hij de cherubs op zijn beide einden.
9 En de cherubs hielden twee vleugels uitgespreid naar boven, met hun vleugels het verzoendeksel bedekkende en hun aangezicht naar elkander gericht; naar het verzoendeksel waren de aangezichten der cherubs gericht.
10 Hij maakte de tafel van acaciahout, twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog.
11 Hij overtrok die met louter goud en maakte er een gouden omlijsting omheen.
12 Hij maakte er een rand van een handbreedte omheen en een gouden omlijsting rondom haar rand.
13 Hij goot er vier gouden ringen voor en hij zette de ringen op de vier hoeken aan haar vier poten.
14 Dicht bij de rand bevonden zich de ringen, als houders voor de draagstokken om de tafel te dragen.