10 hun twintig pilaren met daarvoor twintig voetstukken van koper, en voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.
11 Voor de noordzijde: honderd el; hun twintig pilaren met daarvoor twintig voetstukken van koper en voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.
12 Voor de westzijde: de gordijnen vijftig el; en hun tien pilaren met daarvoor tien voetstukken, en voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.
13 En voor de oostzijde: vijftig el.
14 Voor het ene zijstuk: de gordijnen vijftien el, met hun drie pilaren met de drie voetstukken daarvan.
15 En voor het andere zijstuk – aan weerszijden van de poort van de voorhof waren gordijnen – vijftien el, met de drie pilaren en de drie voetstukken daarvan.
16 Al de gordijnen van de voorhof rondom, waren van getweernd fijn linnen.