26 een beka per hoofd, dat is een halve sikkel, naar de heilige sikkel, voor ieder die tot de getelden ging behoren, van twintig jaar oud en daarboven, ten getale van zeshonderdendrieduizend vijfhonderd en vijftig man.
27 Honderd talenten zilver dienden om de voetstukken van het heiligdom en van het voorhangsel te gieten, honderd voetstukken, naar de honderd talenten, een talent voor een voetstuk.
28 Van de duizend zevenhonderd en vijfenzeventig sikkels maakte hij haken voor de pilaren, overtrok er hun boveneinde mee en maakte daarvoor verbindingen.
29 Het koper van het beweegoffer was zeventig talenten en tweeduizend vierhonderd sikkels.
30 Daarvan maakte hij de voetstukken voor de ingang van de tent der samenkomst, het koperen altaar met het bijbehorende koperen traliewerk, al het gerei van het altaar,
31 de voetstukken van de voorhof rondom, de voetstukken van de poort van de voorhof, al de pinnen van de tabernakel en al de pinnen van de voorhof rondom.