17 Zij deden de beide gevlochten kettinkjes van goud in de beide ringen aan de einden van het borstschild.
18 De beide andere einden der beide gevlochten kettinkjes maakten zij aan de beide kassen vast en zetten ze op de schouderstukken van de efod, aan de voorkant.
19 Zij maakten twee gouden ringen en zetten ze aan de beide einden van het borstschild, op de binnenrand, die naar de efod was toegekeerd.
20 Ook maakten zij twee gouden ringen en zetten die op de beide schouderstukken van de efod, onderaan aan de voorkant, dicht bij de plaats waar hij verbonden was, boven de gordel van de efod.
21 Zij bonden het borstschild met zijn ringen aan de ringen van de efod vast met een blauwpurperen snoer, zodat het op de gordel van de efod vastzat, en het borstschild niet van de efod kon afschuiven – zoals de Here Mozes geboden had.
22 En hij maakte het opperkleed van de efod, weefwerk, geheel blauwpurper.
23 De opening van het opperkleed was in het midden ervan als bij een pantser, rondom die opening was een rand, opdat het niet scheurde.