22 En hij maakte het opperkleed van de efod, weefwerk, geheel blauwpurper.
23 De opening van het opperkleed was in het midden ervan als bij een pantser, rondom die opening was een rand, opdat het niet scheurde.
24 Zij zetten op de zomen van het opperkleed granaatappels in blauwpurper, roodpurper en scharlaken, getweernd.
25 Zij maakten belletjes van louter goud en zetten de belletjes tussen de granaatappels op de zomen van het opperkleed, overal tussen de granaatappels:
26 telkens een belletje en een granaatappel, rondom op de zomen van het opperkleed voor de dienst – zoals de Here Mozes geboden had.
27 En zij maakten de onderklederen van fijn linnen, weefwerk, voor Aäron en zijn zonen,
28 de tulband van fijn linnen, de sierlijke hoofddoeken van fijn linnen, de linnen broeken van getweernd fijn linnen,