34 het dekkleed van roodgeverfde ramsvellen, het dekkleed van tachasvellen, het voorhangsel ter bedekking,
35 de ark der getuigenis met de draagstokken en het verzoendeksel,
36 de tafel, al haar gerei en het toonbrood,
37 de kandelaar van louter goud, zijn lampen – de lampen die men daarop hun plaats geven moest – en al zijn gerei, de olie voor het licht,
38 het gouden altaar, de zalfolie, het welriekend reukwerk, het gordijn voor de ingang der tent,
39 het koperen altaar met het bijbehorend koperen traliewerk, de draagstokken en al zijn gerei, het wasvat met zijn voetstuk,
40 de gordijnen van de voorhof, zijn pilaren en zijn voetstukken, en het gordijn voor de poort van de voorhof, zijn touwen en zijn pinnen, al het gerei voor de dienst van de tabernakel, de tent der samenkomst,