30 Hij zette het wasvat tussen de tent der samenkomst en het altaar en hij deed er water in voor de afwassingen.
31 Mozes en Aäron en diens zonen wiesen daarmee hun handen en hun voeten.
32 Wanneer zij kwamen in de tent der samenkomst en wanneer zij naderden tot het altaar, wiesen zij zich – zoals de Here Mozes geboden had.
33 Hij richtte de voorhof op rondom de tabernakel en het altaar, en hij hing het gordijn voor de poort van de voorhof op. Zo voleindigde Mozes het werk.
34 En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel,
35 zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnengaan, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel.
36 Wanneer de wolk zich verhief van boven de tabernakel, braken de Israëlieten op, op al hun tochten.