32 Wanneer zij kwamen in de tent der samenkomst en wanneer zij naderden tot het altaar, wiesen zij zich – zoals de Here Mozes geboden had.
33 Hij richtte de voorhof op rondom de tabernakel en het altaar, en hij hing het gordijn voor de poort van de voorhof op. Zo voleindigde Mozes het werk.
34 En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel,
35 zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnengaan, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel.
36 Wanneer de wolk zich verhief van boven de tabernakel, braken de Israëlieten op, op al hun tochten.
37 Maar indien de wolk zich niet verhief, dan braken zij niet op tot de dag, dat zij zich verhief.
38 Want op de tabernakel rustte des daags de wolk des Heren, en des nachts was er een vuur in voor de ogen van het gehele huis Israël, op al zijn tochten.