1 Voorts sprak God tot Mozes en zeide tot hem: Ik ben de Here.
2 Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam Here ben Ik hun niet bekend geweest.
3 Niet alleen heb Ik mijn verbond met hen opgericht om hun het land Kanaän te geven, het land hunner vreemdelingschap, waar zij als vreemdelingen vertoefd hebben;
4 maar ook heb Ik de klacht der Israëlieten gehoord, die door de Egyptenaren tot slaven gemaakt zijn, en Ik heb gedacht aan mijn verbond.