12 De Here echter sprak tot Mozes en Aäron en vaardigde hen af naar de Israëlieten en naar Farao, de koning van Egypte, om de Israëlieten uit het land Egypte te leiden.
13 Dit zijn hun familiehoofden: De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël: Chanok, Pallu, Chesron en Karmi; dit zijn de geslachten van Ruben.
14 De zonen van Simeon: Jemuël, Jamin, Ohad, Jakin, Sochar en Saul, de zoon ener Kanaänitische; dit zijn de geslachten van Simeon.
15 En dit zijn de namen van de zonen van Levi naar de volgorde van hun geboorten: Gerson, Kehat en Merari. En de levensjaren van Levi waren honderd zevenendertig jaar.
16 De zonen van Gerson: Libni en Simi, naar hun geslachten.
17 De zonen van Kehat: Amram, Jishar, Chebron en Uzziël. En de levensjaren van Kehat waren honderd drieëndertig jaar.
18 De zonen van Merari: Machli en Musi. Dit zijn de geslachten van Levi naar de volgorde van hun geboorten.