1 Daarna zeide de Here tot Mozes: Ga tot Farao en zeg tot hem: zó zegt de Here: laat mijn volk gaan, om Mij te dienen;
2 indien gij weigert het te laten gaan, zal Ik uw gehele gebied met kikvorsen teisteren.
3 De Nijl zal wemelen van kikvorsen, zij zullen komen opzetten en in uw huis en slaapkamer binnendringen, ja, op uw bed, en in de huizen van uw dienaren en onder uw volk, ja, in uw bakovens en baktroggen.
4 Tegen u, uw volk en al uw dienaren zullen de kikvorsen opkomen.
5 Voorts zeide de Here tot Mozes: Zeg tot Aäron: strek uw hand met uw staf uit over de stromen, de kanalen en de poelen, en doe kikvorsen opkomen over het land Egypte.
6 Toen strekte Aäron zijn hand uit over de wateren van Egypte, en de kikvorsen kwamen opzetten en bedekten het land Egypte.