3 De Nijl zal wemelen van kikvorsen, zij zullen komen opzetten en in uw huis en slaapkamer binnendringen, ja, op uw bed, en in de huizen van uw dienaren en onder uw volk, ja, in uw bakovens en baktroggen.
4 Tegen u, uw volk en al uw dienaren zullen de kikvorsen opkomen.
5 Voorts zeide de Here tot Mozes: Zeg tot Aäron: strek uw hand met uw staf uit over de stromen, de kanalen en de poelen, en doe kikvorsen opkomen over het land Egypte.
6 Toen strekte Aäron zijn hand uit over de wateren van Egypte, en de kikvorsen kwamen opzetten en bedekten het land Egypte.
7 Maar de geleerden deden hetzelfde door hun toverkunsten, zodat zij kikvorsen over het land Egypte deden opkomen.
8 Toen riep Farao Mozes en Aäron en zeide: Bidt tot de Here, dat Hij de kikvorsen van mij en mijn volk wegdoe; dan zal ik het volk laten gaan, om de Here offers te brengen.
9 En Mozes zeide tot Farao: Verwaardig u mij te zeggen, tegen wanneer ik voor u, uw dienaren en uw volk zal bidden om uitroeiing der kikvorsen bij u en uit uw huizen; alleen in de Nijl zullen zij overblijven.